zaterdag 7 augustus 2010

Vijf jaar mediawijsheid: een vak apart? (via: De nieuwe reporter)

Jongeren allemaal onlineOp 12 juli 2005 verscheen het adviesrapport Mediawijsheid. De ontwikkeling van nieuw burgerschap (PDF) van de Raad voor Cultuur. Het rapport vormde niet alleen aanleiding tot een aanpassing van overheidsbeleid, maar leidde tot een brede maatschappelijke discussie over hoe Nederlanders nu en in de toekomst met media kunnen en moeten omgaan. De vraag is nu wat het mediawijsheidbeleid tot dusver heeft opgeleverd, en wat er nog moet gebeuren om ervoor te zorgen dat Nederlandse burgers mediawijs worden – en blijven…

Om die vraag te beantwoorden, moet wel eerst helder zijn wat wordt verstaan onder mediawijsheid. Sommige mensen zullen van zichzelf denken dat zij mediawijs zijn, omdat zij een profielsite hebben, filmpjes via hun mobieltjes maken en verspreiden, of twitteren. Toch zegt het benutten van de nieuwste technologieën weinig over hoe mediawijs iemand is. Iedereen zal het erover eens zijn dat het behoorlijk (media)dom is om een filmpje online te plaatsen waarin jij en je vrienden laveloos raken van ‘eyeballing’ (wodka in je ogen gooien om sneller dronken te worden). Niet alleen vrienden kunnen meekijken, maar de hele wereld – dus ook werkgevers, of familieleden. Maar er zijn meer voorbeelden van media-onwijs gedrag waar nog steeds te weinig aandacht voor is. Zo ontstond er enige tijd geleden veel verwarring over de vaccinatie tegen baarmoederhalskanker en de Mexicaanse griep. Via internet werden allerlei waarschuwingsfilmpjes van niet-deskundigen veelvuldig bekeken. En wie wel deskundig was inzake de medische implicaties, bleek onkundig in het omgaan met de media (en het publiek): zo bleef het RIVM halsstarrig wetenschappelijk jargon bezigen via de eigen informatiekanalen, waarbij het de online discussies volledig negeerde.

Mediawijsheid is een kwestie van zowel omgaan met mediatechnologie, als met media-inhoud. De kern is dat mensen bewust, kritisch, veilig en actief gebruik maken van media. Het adviesrapport van de Raad voor Cultuur heeft in ieder geval geleid tot een concrete beleidsmaatregel: de oprichting van het Expertisecentrum Mediawijsheid. Inmiddels hebben zich ruim 200 organisaties, waarvan de meeste ook al vóór 2005 actief waren op het vlak van media-educatie, bij het Expertisecentrum aangesloten. Het is goed dat er een verzamelpunt is waar iedereen terecht kan voor een overzicht van (bijna) alle initiatieven. Toch constateren we twee grote knelpunten die in de volgende kabinetsperiode (en lang daarna) nodig moeten worden aangepakt.

Knelpunten
Ten eerste blijkt in de praktijk nog steeds sprake van grote versnippering, omdat elke organisatie is gericht op een eigen deelgebied. De één richt zich op de media als brenger van entertainment, de ander op de media als communicatiemiddel, de derde op de media als afzender van informatie en de vierde op media als kunstvorm. Daarbij richt de één richt zich op het leren van vaardigheden, de ander op kennis en de volgende op gedrag. En ook de doelgroepen verschillen: het ene programma is ontwikkeld voor basisschoolleerlingen, het andere voor senioren en het derde voor iedereen. Zeker wanneer alle projecten geïsoleerd worden aangeboden, doet dit geen recht aan de complexiteit van de materie. Als je wel hebt geleerd hoe je gegevens op je profielsite voor derden kunt afschermen, maar geen onderscheid kunt maken tussen feiten en subjectieve betogen, ben je nog niet steeds niet mediawijs. Dan heb je slechts één facet van mediawijsheid getackled.

Het tweede knelpunt is dat veel initiatieven een projectmatig en kortlopend karakter hebben en dat nog heel weinig bekend is over de effectiviteit van alle programma’s. Evident is dat mediawijsheid niet het eindpunt is van een leerproces, een status die je kunt behalen na het volgen van een cursus. Het is veel eerder een doorlopende staat van zijn: ook wie al mediawijs is, moet zich voortdurend blijven inspannen om zich in het veranderende medialandschap te kunnen blijven voortbewegen. De hamvraag hierbij is hoe we het niveau van mediawijsheid voor ieder individu kunnen vaststellen. Pas als we weten in welke mate burgers mediawijs zijn, kunnen we bepalen welke strategie nodig is om hen mediawijzer te maken. Onlangs is een aantal partners van het Expertisecentrum gestart met de ontwikkeling van een raamwerk en een meetinstrument voor mediawijsheid. Dit eenjarige onderzoek is een goede eerste aanzet, maar zal nog niet leiden tot het ultieme antwoord op de vraag wie wanneer hoe mediawijs is en welke interventies effectief zijn. Bij een zeventienjarige volleerde gamer is een andere aanpak vereist dan bij een zeventigjarige krantenlezer. Om te kunnen vaststellen welke vaardigheden en kennis al aanwezig zijn bij mensen, en op welke wijze nieuwe vaardigheden en kennis kunnen worden bijgebracht is meer wetenschappelijk onderzoek nodig.

Daarnaast moet mediawijsheid worden verankerd in het onderwijscurriculum. Mediawijs word je niet vanzelf; omgaan met media moet je leren. Ook hier is het erkennen van de complexiteit van de materie cruciaal. Mediawijsheid is een optelsom van kennis en vaardigheden die leiden tot inzicht en bewust, kritisch en kundig mediagedrag. Dat vergt kritisch vermogen – hetgeen vaak wordt verward met het uitsluitend uiten van kritiek. Het inrichten van een apart schoolvak, zoals betoogd door sommige politici (zo pleit Tofik Dibi van GroenLinks voor een vak mediakritiek), kan een begin zijn, maar zal nooit de hele lading dekken. De hele samenleving medialiseert, en dus het onderwijs ook. Daarom moeten mediawijsheidprogramma’s worden ontwikkeld die bij verschillende vakken en op verschillende niveaus kunnen worden ingepast. Een dergelijke oproep kan rekenen op verzet van docenten, die al een overvol takenpakket hebben. Toch hebben ook zij zelf belang bij goede lesprogramma’s die zij in hun schoolvak kunnen integreren. Veel bruikbaar materiaal is daarvoor overigens al voorhanden. Docenten Nederlands laten hun leerlingen nu al met elkaar discussiëren over de wijze waarop zij een betoog uit de krant interpreteren en betekenis geven. Docenten Geschiedenis bespreken de waarde van een historische audiovisuele bron als informatiedrager waarbij de media niet alleen als illustratiemateriaal gebruikt worden, maar zelf ook onderdeel van studie en analyse zijn. Docenten Culturele en Kunstzinnige Vorming duiken met hun leerlingen in de verschillende verschijningsvormen van Romeo en Julia in theater en tekst, maar ook in film, games en televisie. De docent Maatschappijleer bespreekt de verschillende media campagnes rond de afgelopen verkiezingen, enzovoort.

Afschermen
Om de brede implementatie van mediawijsheid in het onderwijs voor elkaar te krijgen en mediawijsheid in het onderwijs te kunnen verankeren, zijn deskundigheidsbevordering en kennis – veel kennis – vereist. De lerarenopleidingen zijn nu nog niet ingesteld op een mediawijze benadering van de lesstof. Ook daar moet aandacht komen voor de kritische omgang met media inhouden. Een waarschuwing is hierbij op zijn plaats: het risico is aanwezig dat mediawijsheid te veel wordt ingegeven door ideologische motieven. Hoewel niemand er op tegen kan zijn dat kinderen worden afgeschermd van bijvoorbeeld kinderporno, is het formuleren van grenzen van mediagebruik vaak ideologisch gekleurd. Gevolg is dat kinderen worden afgeschermd tegen steeds meer media-inhouden die ouders (of politici) niet welgevallig zijn. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat afschermen veel minder effectief is dan kinderen te leren welke vragen zij zichzelf moeten stellen ten aanzien van zowel de media-inhouden die op hen afkomen, als de keuzes die zij zelf maken als mediaproducent.

Een continu en structureel mediawijsheidbeleid is in het belang van iedereen: van politieke partijen, van journalisten en programmamakers, van opvoeders en docenten, en bovenal van de burgers zelf. Op basis van alle informatie en beelden moeten zij afgewogen keuzes kunnen maken over de mate waarin en de wijze waarop zij in de gemedialiseerde samenleving participeren.

Beide auteurs schrijven op persoonlijke titel. Dit artikel verscheen eerder op Ictnieuws.nl.

Posted via email from School of Media @ Windesheim

Vijf jaar mediawijsheid: een vak apart?

Vijf jaar mediawijsheid: een vak apart?

vrijdag 16 juli 2010

De toekomst van de tv

(Een artikel dat eerder in de Varagids verscheen)

Grote innovatie komt altijd uit onverwachte hoek. Waar het geen gekke gedachte was geweest dat computergigant Microsoft ook op computernetwerk internet een prominente rol zou gaan spelen, was het Google dat daar op afstand met vernieuwende diensten de grootste werd. Waar het niet onlogisch was geweest als platenmaatschappijen op internet met nieuwe toepassingen voor muziekliefhebbers waren gekomen, was het Apple dat met zijn iTunes store, iPod en iPhone de muziekwereld op zijn kop zette. Vaste patronen, vaste gewoontes, ze verhinderen echt radicale vernieuwing. De grootste sprongen voorwaarts komen vaak van partijen zonder ballast uit het verleden.

 De grote stap op televisiegebied gaat dan ook niet van de klassieke spelers komen.

Controle

Zeker, aan televisies wordt hard gesleuteld. Van zwart-wit gingen we naar kleur, gingen we naar HD en gaan we nu naar 3D. Over drie jaar hebben 30% van de huishoudens een 3D-tv, verwacht onderzoeksburo GfK. Net5 is later dit jaar al bij Ziggo met een brilletje op in drie dimensies te zien.

 De kwaliteit van hetzelfde wordt beter. Maar de ervaring en het gebruik worden daarmee nog niet fundamenteel anders. We blijven op televisie naar een kastje kijken waarop inhoud staat die door iemand anders voor ons is geselecteerd en klaar gezet. We blijven turen naar een gecontroleerde omgeving waar weinig ontwikkeling in zit. 

En dat terwijl we de rest van de dag gewend raken aan een onbeperkte hoeveelheid inhoud op internet en mobiel waar we zelf uit kunnen kiezen. Natuurlijk, mooi zo’n on demand omgeving van UPC waar af en toe een film bijkomt, maar die van mijn voorkeur zit er dan weer niet bij. En aan YouTube wordt per minuut 24 uur (!) video toegevoegd. Dat is 1440 uur aan nieuwe video per uur en 34.560 per dag! De beeldkwaliteit van het YouTube materiaal wordt steeds beter en de diversiteit en kwaliteit van het gebodenen is groot en er zitten veel parels tussen.

Maar hoe vinden we die parels? Wie helpt ons kijken? Dat is de klassieke rol van een televisiezender. Of van een gids als de Varagids. Dat gaat heel erg goed met televisiezenders die schaarste kennen waardoor maar beperkte selecties hoeven worden gemaakt. Maar hoe zit dat straks als we die oneindige hoeveelheid video overal tot onze beschikking hebben, waar we ook zijn? Naast tv is dan video op mobiel, laptop of iPad voor iedereen normaal. Dan zijn het naar mijn mening ook hier de nieuwe spelers die het verschil gaan maken.

Vrienden

Wereldwijd worden bijvoorbeeld Google en Facebook cruciaal als het gaat om vinden, ontdekken en adviseren. 

Google is de partij met de meest gebruikte zoekmachine die dagelijks beter leert om voor ons te vinden wat we zoeken. Dat is in het algemeen op internet zo, maar nog meer binnen een omgeving als YouTube waar mensen inhoud beoordelen met sterren, commentaar leveren in de comments en films tot favoriet bestempelen om later nog eens terug te kijken. Dat kijkgedrag van mensen leert Google enorm veel en helpt het bedrijf betere selecties voor anderen te maken. Google kan ons op termijn beter persoonlijk bedienen dan welke klassieke televisiespeler ook.

 Daarnaast weten de sociale netwerken als geen ander wie onze vrienden zijn, wat hun gedrag is en wat hun voorkeuren zijn. Met die kennis gaan zij een belangrijke rol spelen.

Nu al kijk ik meer programma’s (op tv of op internet) dan ooit omdat anderen me via Twitter of Facebook wijzen op wat zij de moeite waard vinden. En doordat Facebook (of in Nederland Hyves) tzt ook kan aftappen wat ik kijk en mooi vind, wordt een sociale vorm van een gids belangrijk bij selectie en vinden. Wat vinden mijn vrienden goed? Waar wordt veel over gepraat en houdt hen dus bezig? Naast de traditionele deskundigen worden dit de gidsen van de toekomst.

Internet-tv

Hoe die dan onze televisie binnenkomen? Vooralsnog niet via de reguliere kabel of satelietbedrijven, die hebben hun model op gesloten systemen gebouwd waarbij zij de sleutel tot toegang in handen hebben. Daar is niet de controle aan de gebruiker, maar de controle aan de distributeur. Digitenne of UPC of Ziggo bepalen waaruit we mogen kiezen en bepalen met gemak dat een favoriete zender van de ene op de dag uit het pakket gaat. Dat is steeds minder vol te houden, omdat we in ons andere media-gebruik anders gewend zijn. Daar zijn we overvloed en keuze gewend.

 Via de tv-bouwers dan? Die hebben enerzijds een simpel belang om zoveel mogelijk kastjes te verschepen. Zij aarzelen dus niet om internet-aansluiting in televisies te bouwen. Het is de verwachting dat binnen drie jaar meer dan 70% van de televisies een internet aansluiting kent, maakte onderzoeksburo GfK recent bekend. Maar ja hoe surf je via internet met je gewone afstandsbediening? Dat is lastig. En dus worden er weer speciale omgevingen en toepassingen gebouwd om sites op een tv uit de verf te komen. En gaan de tv-aanbieders op de stoel van een kabelaar zitten door een gecontroleerde omgeving aan te bieden met sites die voor tv geschikt zijn. En zitten we alsnog in de schaarste verstrikt.

Gaan Google en Apple dan ook hier verschil maken? Het zou zo maar eens kunnen.
 Google kondigde onlangs aan met Google TV te komen. Een kastje dat op de tv moet worden aangesloten dat daarmee de kracht van Google en YouTube (zoeken / vinden / kijken) de huiskamer binnenbrengt. Er zijn daar nog veel hobbels te nemen, want een computer is geen tv, gebruik op een bank is anders dan gebruik achter een pc, maar doordat Google met open source technologie werkt zal het aantal mensen groot zijn dat mee gaat ontwikkelen op zoek naar de heilige video. Dat gaat zeker verschil maken. En Google investeert hier graag in, want als ze ook in de huiskamer een deel van de advertentiemarkt naar zich toe kunnen trekken, zullen ze dat niet laten.

Totaalpakket

En Apple zou snel met de opvolger van de AppleTV komen, een kastje dat naar verluidt 99 dollar gaat kosten. Tot op heden is het het bedrijf van Steve Jobs niet gelukt om een deuk in een pakje boter te slaan waar het de televisie betreft, maar het totaalpakket kon weleens succesvol worden. Waarom? Er is geen partij die de distributie en verkoop zo goed op orde heeft als Apple. Dankzij de iTunes store is het kinderlijk eenvoudig om inhoud te kopen of huren. In Amerika is het aanbod aan films en tv-programma’s snel aan het groeien en kun je waar je maar wilt je favorieten bekijken. Op de computer, op de iPhone, op de iPad en dan dus op de vernieuwde AppleTV.

 Het moet gezegd, oude gebruiken veranderen niet zomaar. En dus is het niet zo dat het huis op stel en sprong veranderd is. Maar bij de NOS meldt men al dat per maand meer dan 11 miljoen 
videostreams worden opgevraagd en YouTube bracht recent naar buiten dat we met zijn allen 2 miljard keer (!) per dag een video op de site starten. Nog niet in verhouding met ‘gewoon’ tv kijken, maar indrukwekkend als je weet dat 10 jaar geleden video op internet nog uitzonderlijk was.

De lijn is helder. We gaan altijd en overal alles tot onze beschikking willen hebben. Hoe het kastje ook heet, hoe het scherm er ook uitziet. Dankzij een zogenoemde Slingbox kan ik nu al waar ik ook ben mijn televisiezenderpakket van thuis bekijken en de programma’s op de harde schijf raadplegen. Op een laptop, op een touchpad, allemaal.

Alles online

In de toekomst speelt alles zich online af. De BBC gaat er vanuit dat in 2020 internet centraal staat bij de productie. Dan wordt niet meer in programma’s gedacht, maar in ‘het wegzetten van producten’,  vertelde de Nederlander Erik Huggers van de BBC onlangs op het Mediapark Jaarcongres in Hilversum.

Waar de cd al aan het afsterven is, is de dvd vervolgens aan de beurt. Er is straks zowel een video-archief waar kosteloos in gestruind mag worden met advertenties als verdienmodel als een bibliotheek-model waarbij we aan een ander loket de overige inhoud (of dezelfde inhoud van hogere beeldkwaliteit) tegen een vast maandbedrag bekijken. Niet meer downloaden, maar streamen, omdat internet er altijd is. Wat Spotify voor geluid doet (voor een tientje per maand de complete collectie van 8 miljoen nummers altijd binnen handbereik) gaat een ander voor beeld doen.

En de interactiviteit? Die zit tegen die tijd niet in de televisie, zoals we bij digitale televisie lang gedacht hebben, maar in mobiel of touchpad. Mijn iPhone is nu al mijn afstandsbediening van mijn Sonos geluidsinstallatie. Waarom straks niet mijn iPad of andere touchpad als extensie van mijn tv waar ik met een goede interface kan surfen, selecteren, communiceren e.d? En waar ik met dat extra apparaat een persoonlijke ervaring kan creeren die anders is dan van degene die verderop in dezelfde kamer zit. Het grote scherm wordt de gedeelde ervaring, daaromheen worden op het tweede scherm de persoonlijke keuzes gemaakt. Tijdens een schaatswedstrijd bekijk ik aanvullende informatie over de schaatsers of zoom ik in op mijn favorieten. De NOS doet dit al tijdens de Wereldkampioenschappen Voetbal en zal later ook weer uitpakken tijdens de Tour de France. Steeds meer mensen zetten tijdens De Wereld Draait Door of andere programma’s een Twitter-kanaal open om te kletsen over wat ze zien. Of om te kijken waar vrienden bankhangend naar kijken. Maar dat gebeurt dus niet op de televisie, dat gebeurt op schoot. Op dat zoegenoemde tweede scherm. Watching Alone Together.

Hoe snel de ontwikkelingen gaan? Of het allemaal onze tijd wel zal duren? Het is al volop aan de gang. Google bestaat nog maar tien jaar en kijk eens welke impact het bedrijf heeft gehad. YouTube bestaat nog maar vijf jaar en heeft de videomarkt opgeschud. De iPhone is pas 3 en heeft mobiel internet groot gemaakt. Technologische ontwikkelingen lijken altijd langzaam te gaan, maar zijn dan opeens vrijwel ongemerkt een feit. De techniek ontwikkelt nu sneller dan ooit. En de nieuwe spelers laten niet op zich wachten. Die stomen keihard door. Ook de wereld van de tv en video is over vijf jaar ingrijpend veranderd.

Posted via email from School of Media @ Windesheim

donderdag 15 juli 2010

Nederlandse consument bereid te betalen voor digitale informatie op maat - Publicaties - SvdP

eReaders Groep maakt onafhankelijk platform e-content | Publishr

eReaders Groep maakt onafhankelijk platform e-content

Nederlandse uitgevers kunnen binnenkort hun digitale content gefragmenteerd aanbieden op één overkoepelend platform. De lezer kan op dit platform, eLinea, met verschillende soorten content, een eigen abonnement samenstellen, en deze online content uitlezen op verschillende ‘readers’. 

Onder meer NRC Handelsblad, BN/De Stem, Vrij Nederland, Voetbal International, Psychologie Magazine, het Nederlands Dagblad en De Limburger werken mee aan de pilotfase.

Eigen keuze

De lezer kan de journalistieke content ontvangen op het e-reader apparaat van zijn eigen keuze, smartphone, laptop, netbook, e-reader of tablet-PC. De uitgever of schrijver biedt de content aan in zogenoemde artikelkanalen, waaruit de lezer een keuze kan maken om het abonnement samen te stellen. Bijvoorbeeld een abonnement op het economische nieuws van NRC handelsblad, achtergrondartikelen van Voetbal International en het regionale nieuws van De Limburger.

Voor de smartphones en tablets komt er een mobiele website, waarop de content direct gelezen kan worden, zonder te downloaden. Downloaden is ook mogelijk in ePub- of pdf-formaat.

eReaders Groep

Het initiatief van eReaders Groep bevindt zich momenteel nog in de alpha-fase. Uiteindelijk is het de bedoeling dat uitgevers met het platform een nieuw businessmodel kunnen opzetten. “De uitgever krijgt het grootste deel van de opbrengsten uit de abonnementsgelden, 70 procent. Het resterende bedrag gaat naar eReaders Groep, om het platform door te ontwikkelen”, aldus Natasja Oosterloo, business developer bij eReaders Groep. Er hoeft niet betaald te worden om content aan te leveren.

Oosterloo: “Uitgevers zijn positief. We kunnen nu goed tonen wat het is. Het is ook een belangrijke factor dat uitgevers zien dat de concurrent meedoet. Veel uitgevers staan zelf op de drempel wat te doen met digitale content. Ze kunnen zelf een platform bouwen, of meedoen met een derde partij.”

Stimuleringsfonds voor de Pers

Op dit moment is het initiatief nog in besloten fase. In september moet er een betaversie klaar staan. Deze herfst staat de soft launch gepland. “Dan wordt het pas echt interessant, omdat je met gebruik goed kunt kijken voor welke soort content meer betalingsbereidheid is”, aldus Oosterloo.

Het Stimuleringsfonds voor de Pers kende nog een subsidie toe van ruim 55.000 euro. Het fonds schaart zich achter het idee om een centraal en onafhankelijk artikelenplatform te ontwikkelen voor journalistieke content.

Dit artikel van Emerce redacteur Jannemiek Starkenburg verscheen afgelopen week op Emerce.nl 

  • email

  • Print

  • Google Bookmarks

  • Technorati

  • LinkedIn

  • NuJIJ

  • Hyves

  • Twitter

Wellicht ook interessant!

Emerce gaat over online business en marketing. Emerce biedt managers en ondernemers inspiratie en biedt kennis om te kunnen innoveren. Dat gebeurt op verschillende manieren en vormen. Het crossmediale merk Emerce omvat het magazine dat 9 keer per jaar verschijnt, speciale edities zoals de Emerce 100, de site, emailnieuwsbrieven, webseminars, rss-feeds, via mobile en evenementen zoals Emerce eDay, Insights en Updates.
Bekijk meer berichten van Redactie Emerce

Posted via email from School of Media @ Windesheim

Onderzoek toont aan: consument bereid te betalen voor content op maat – (via eLinea)

In een deze week verschenen rapport van PricewaterhouseCoopers in opdracht van het Stimuleringsfonds voor de Pers komen interessante resultaten naar voren ten aanzien van de betalingsbereidheid van de consument voor digitale content op maat. Het rapport ‘De transitie naar digitale proposities in de krantenindustrie’ laat zien op welke manier en voor welke content de consument bereid is te betalen.

Het blijkt dat de uitkomsten van dit rapport zeer nauw aansluiten bij het business model dat eLinea biedt aan uitgevers van kranten en tijdschriften. Een van de belangrijkste aanbevelingen in het rapport is om journalistieke content gefragmenteerd aan te bieden in plaats van een complete editie. Op deze manier is het mogelijk om heel gericht de juiste prijszetting per nieuws-en/of artikeltype te bepalen en speelt optimale klantsegmentatie een belangrijke rol. Binnen eLinea hebben uitgevers de mogelijkheid om per katern, onderwerp, rubriek, redactie of zelfs per individuele journalist een artikelenkanaal aan te maken. Elk kanaal heeft zijn eigen maandprijs en hoeveelheid artikelen die beschikbaar komen. De lezer kan op deze manier een persoonlijke selectie maken en gemakkelijk betalen voor de artikelen die passen bij zijn of haar interesse.

Uit het onderzoek blijkt verder dat de betalingsbereidheid van consumenten verschilt per nieuwstype. Voor digitaal financieel nieuws kiezen consumenten over het algemeen voor de relatief hooggeprijsde proposities, bij regionaal nieuws of entertainmentnieuws geldt het tegenovergestelde. Door goed in te spelen op deze verschillen ten aanzien van betalingsbereidheid kunnen uitgevers hun digitale content goed vermarkten. Deze kans is perfect te benutten via eLinea.

Ook de voorkeuren van de digitale lezer zijn onderzocht. Het blijkt dat lezers van digitale content andere voorkeuren hebben dan lezers die de traditionele print-editie lezen. Digitale lezers willen gebruik kunnen maken van linkjes om door te kunnen klikken naar gerelateerde artikelen, video’s bekijken, reageren op artikelen en archieven doorzoeken. In al deze punten zal eLinea voorzien. Daarbij zijn de artikelen die via eLinea aangeboden zullen worden, te lezen op elk beschikbaar apparaat; smartphones, laptops, netbooks, eInk ereaders en tablets. Dit is tevens een van de aanbevelingen in het onderzoek.

Artikelenplatform eLinea biedt uitgevers van kranten, tijdschriften, strips, columnisten en aanbieders van multimediale content hét verdienmodel om de aanbevelingen in het rapport ten aanzien van digitale content optimaal te benutten. Ook Emerce besteedt vandaag aandacht aan de ontwikkeling van eLinea: ‘eReaders Group maakt onafhankelijk platform e-content‘.

Bron: Stimuleringsfonds voor de Pers

Bron plaatje: ‘De transitie naar digitale proposities in de krantenindustrie

Dit bericht is geplaatst op 8 juli 2010 om 14:14 en is geplaatst onder Betalen voor online content, In de media. Je kunt de reacties op dit bericht volgen via de RSS 2.0 feed. Je kunt een reactie plaatsen, of trackback vanaf je eigen site. -->

Posted via email from School of Media @ Windesheim